< 2 Timothëus 2 >
1 2 3 4
1)Gij dan, mijn zoon, word1) gesterkt2) in de genade,3) die in Christus Jezus is;4)
2)En hetgeen gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen,5) betrouw dat aan6) getrouwe mensen,7) welke bekwaam zullen zijn8) om ook anderen te leren.
3)Gij dan, lijd verdrukkingen, als9) een goed krijgsknecht10) van Jezus Christus.
4)Niemand, die in den11) krijg dient, wordt ingewikkeld in de handelingen des leeftochts, opdat hij dien moge behagen, die hem tot den12) krijg aangenomen heeft.
5)En indien ook iemand strijdt, die13) wordt niet gekroond,14) zo hij niet wettelijk heeft gestreden.15)
6)De landman, als hij16) arbeidt, moet alzo eerst de vruchten genieten.
7)Merk, hetgeen ik zeg;17) doch de Heere geve18) u verstand in alle dingen.
8)Houd in gedachtenis,19) dat Jezus Christus uit20) de doden is opgewekt, Welke is uit den zade Davids, naar mijn Evangelie;21)
9)Om hetwelk ik verdrukkingen22) lijde tot de banden toe,23) als een kwaaddoener;24) maar het Woord Gods is niet gebonden.25)
10)Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen,26) opdat ook zij de27) zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is,28) met eeuwige heerlijkheid.
11)Dit is een getrouw woord;29) want indien wij met Hem gestorven zijn,30) zo zullen wij ook met Hem leven;31)
12)Indien wij verdragen, wij zullen32) ook met Hem heersen; indien wij33) Hem verloochenen,34) Hij zal ons ook verloochenen;
13)Indien wij ontrouw zijn,35) Hij blijft getrouw;36) Hij kan Zichzelven niet verloochenen.37)
14)Breng deze dingen in gedachtenis,38) en betuig voor den Heere, dat39) zij geen woordenstrijd voeren,40) hetwelk tot geen ding nut is,41) dan tot verkering der toehoorders.42)
15)Benaarstig u, om uzelven Gode beproefd voor te43) stellen, een arbeider,44) die niet beschaamd wordt,45) die het Woord der waarheid46) recht snijdt.47)
16)Maar stel u tegen48) het ongoddelijk49) ijdelroepen; want50) zij zullen in meerdere goddeloosheid toenemen.51)
17)En hun52) woord zal53) voorteten, gelijk de54) kanker; onder welke is55) Hymeneus en56) Filetus;
18)Die van de waarheid57) zijn afgeweken, zeggende, dat de opstanding alrede geschied is,58) en verkeren sommiger geloof.59)
19)Evenwel60) het vaste fondament Gods61) staat, hebbende62) dit zegel: De Heere63) kent degenen, die64) de Zijnen zijn; en: Een iegelijk, die den Naam van Christus noemt,65) sta af van ongerechtigheid.66)
20)Doch in een groot huis67) zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden vaten; en sommige ter ere, maar sommige68) ter onere.69)
21)Indien dan iemand zichzelven70) van deze71) reinigt, die72) zal een vat zijn ter ere,73) geheiligd en74) bekwaam tot gebruik des Heeren,75) tot alle goed werk76) toebereid.77)
22)Maar vlied de begeerlijkheden der78) jonkheid; en jaag naar rechtvaardigheid,79) geloof, liefde, vrede, met degenen, die den80) Heere aanroepen uit een rein hart.
23)En verwerp de vragen, die dwaas en81) zonder lering zijn,82) wetende, dat zij twistingen voortbrengen.83)
24)En een dienstknecht des Heeren84) moet niet twisten, maar vriendelijk85) zijn jegens allen, bekwaam om te leren, en die de kwaden kan verdragen;86)
25)Met zachtmoedigheid onderwijzende degenen, die tegenstaan;87) of hun God te eniger tijd88) bekering gave tot89) erkentenis der waarheid;
26)En zij wederom ontwaken mochten90) uit den strik des duivels,91) onder welken zij gevangen waren92) tot zijn wil.93)